Historie De geschiedenis
van Wester-Koggenland
Om naar het moment terug te zien waarop de gemeente
Wester-Koggenland is ontstaan, is een blik over de schouder al
voldoende. Op 1 januari 1979 werden Avenhorn, Berkhout, Oudendijk en
Ursem onder een gemeentelijke noemer gebracht. Voor sommige
bewoners en bestuurders was dat het moment "waarop even op de
onderlip werd gebeten". Dat deze gemeentelijke herindeling als
een donderslag bij heldere hemel kwam, zal echter ieder moeten
ontkennen.
De feitelijke pijler waarop deze en andere samenvoegingen rustten is
de Gemeentewet van 1851. Daarin openbaarde zich het streven
"kleine gemeenten die ieder afzonderlijk niet in staat waren de
bedoeling van de Gemeentewet behoorlijk tot haar recht te laten
komen, samen te voegen".
Als gevolg van dit streven werden de gemeenten Scharwoude en
Grosthuizen op 13 april 1854 opgeheven en bij de gemeente Avenhorn
gevoegd.
Hoewel het van tijd tot tijd stil werd rondom de versmelting van
kleine gemeenten tot grotere, kwam in 1940 het plan tot stand 91
Noord-Hollandse gemeenten samen te voegen tot 30
"combinaties". Een van die combinaties verdient onze
aandacht: de samenvoeging van de gemeenten Avenhorn, Ursem en
Berkhout. Tezamen telden ze 6.424 inwoners en konden wat dat betreft
in een adem worden genoemd met Heerhugowaard, Assendelft,
Krommenie en Purmerend. Bijna honderddertig jaar nadat de eerste
schreden waren gezet op een kronkelig pad dat moest leiden tot
verdergaande doelmatigheid van lokaal bestuur, werden veertien
dorpen en buurtschappen samengevoegd onder een bestuur: de
gemeente Wester-Koggenland.
Herkomst
Dankbaar gebruik makend van de informatie die de heer Volkert J.
Nobel ons ooit ter hand stelde, kijken we naar de historische
herkomst van de naam Wester-Koggenland.
Koggen zijn bekend als ambachtsvierendelen, die destijds belast
waren met het toezicht op de dijkzorg en andere waterstaatszaken
(wegen, sluizen). Het ambacht van West-Friesland, genaamd
Drechterland (met het ambacht van West-Friesland genaamd De Vier
Noorder Koggen, per 1 januari 1973 na 470 jaar weer herenigd in het
toen nieuw gevormde Waterschap West-Friesland), bestond uit vier
koggen. Dat waren de Ooster- of Grootslagkogge (polder Het
Grootslag), de Zuiderkogge (met onder meer de polder De Drieban), de
Middelkogge (met onder meer de Oosterpolder) en de Westerkogge,
aanvankelijk ook Ve(e)nhopskogge of De Veenhoop genoemd.
De Veenhoop en Westerkogge dekken niet helemaal hetzelfde gebied. De
dorpen van De Veenhoop, die in 1408 onder het poortrecht van Hoorn
kwamen, waren groter in aantal dan die welke de Westerkogge vormden.
Tot De Veenhoop behoorden Berkhout, Avenhorn (toen Lutkedrecht
geheten), Mijzen, Grosthuizen, Oudendijk, Beets en Schardam. Tot het
gebied van de Westerkogge behoorden Berkhout (behalve een strook
land tussen Spierdijk en Wogmeer, het zogenoemde Overdorp), de banne
Dampte, de banne Avenhorn, de landen van de bannen Spanbroek en
Wognum ten zuiden van de Bobeldijk (de Natte Grens genaamd) en de
Molendijk. Verder nog delen van de bannen Grosthuizen en Scharwoude
die ten noorden van de dorpswegen liggen, de Woudzijden genaamd. De
voormalige gemeente Berkhout was ongeveer gelijk aan de banne
Berkhout. Tot de banne behoorden niet de drooggemaakte meertjes
Baarsdorpermeer, Leekermeer en Grote Waal (de helft daarvan was
reeds gemeente Hoorn). Overigens bestond ten tijde van de invallen
van de Noormannen de verplichting dat een aantal bannes (of dorpen),
die tezamen een kogge vormden, gezamenlijk een koggeschip moesten
uitrusten en bemannen. Zo'n kogge was met gewapende roeiers bemand,
maar was ook uitgerust met mast en zeil. Een klein oorlogsschip dus.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland spreken voor het eerst op 4
juni 1968 over Wester-Koggenland als samenvoeging van Avenhorn,
Berkhout, Oudendijk en Ursem. Sommige besturen van voormalige
gemeenten vonden dat deze naam onrecht deed aan de namen Berkhout en
Avenhorn en stelden voor om als naam voor de nieuwe gemeente
Berkhorn of Avenhout te nemen.
Op 4 juni 1974 schrijven GS van Noord-Holland aan de Minister van
Binnenlandse Zaken dat de raad van Berkhout de naam
Wester-Koggenland wil handhaven. Avenhorn en Oudendijk geven de
voorkeur aan Avenhorn, Ursem heeft over de naamgeving geen mening,
omdat de opheffing van de zelfstandigheid van Ursem wordt afgewezen.
In de Memorie van Toelichting aan de Tweede kamer van 15 september
1976 wordt melding gemaakt van het feit dat Gedeputeerde Staten van
Noord-Holland het oordeel hebben gevraagd van de Koninklijke
Academie van Wetenschappen over de namen van de nieuwe gemeenten. De
namen Noorder- en Wester-Koggenland suggereren volgens de Academie
een ligging van twee gemeenten ten opzichte van elkaar. Terecht
merkt de Academie op dat d�t niet klopt. Toegegeven wordt dat het
moeilijk is een andere naam te vinden, tenzij men eenvoudig die van
de grootste van de oude op te heffen gemeenten zou kiezen.
"Mocht dit evenwel bezwaren opleveren, dan wordt gesuggereerd
in plaats van Wester-Koggenland "Lutjedrecht" te kiezen,
zijnde de oude naam van het in die gemeente zo centraal gelegen
Avenhorn", aldus de Academie. De gemeentebesturen van Avenhorn
en Oudendijk schrijven op 22 september 1977 een brief aan de
Minister van Binnenlandse Zaken en dringen er bij hem op aan te
kiezen voor Avenhorn als nieuwe gemeentenaam. Als redenen worden
aangevoerd de bekendheid van de naam Avenhorn, de verwarring in
post- en telefoonverkeer bij gebruik van de naam Wester-Koggenland
en de vrees dat de naam Wester-Koggenland problemen oplevert voor de
grootte van de bebouwde-komborden.
Inmiddels bestaat de gemeente Wester-Koggenland al ruim 20 jaar.
Bovenstaande tekst is overgenomen uit
de gemeentegids van
Wester-Koggenland
(editie 2000-2001)
|