Hoe
ik
er
toe
kwam
en enkele ervaringen uit de beginperiode van het verzet
J. SCHAPER
Het was Dinsdag 14 Mei 1940, toen M. van der Kuur mij kwam vragen of
ik met hem mee naar Enkhuizen wilde gaan (daar wij er al eens samen
over hadden gesproken hoe onze families in Friesland het zouden
maken) om zo mogelijk inlichtingen te krijgen hoe het aan de
overkant gesteld was.
Onderweg werden natuurlijk de oorlogskansen besproken, welke een
somber beeld hadden aangenomen. In Enkhuizen gekomen hoorden wij,
dat H.M. de Koningin met het ministerie gevlucht was naar Engeland,
hetgeen wij nog moeilijk geloven konden. Wel zei Van der Kuur:
"Als dat het geval is word ik lid van de N.S.B., want als Zij
ons in de steek laat en ons geheel aan ons lot overlaat, waarom
zouden wij dan niet met de Duitsers meegaan, temeer daar er een
goede leider voor ons klaar staat, die w�l voor ons op de bres
staat, n.l. Mussert". Ik was het daar lang niet mee eens,
temeer omdat ik eerst moest weten wat de oorzaak was van de vlucht
van Hare Majesteit en dan kon ik mij ook niet met de redenering van
Van der Kuur verenigen, wat dan ook een heftige woordenwisseling
teweeg bracht. Van der Kuur meende, dat Zij ongeacht de
omstandigheden bij haar volk moest blijven, daar andere leiders niet
zouden vluchten, maar de bezetting met hun volk zouden willen delen.
Ik stelde hem voor wij uit elkaar gingen, de vraag, hoe het mogelijk
was, dat hij als voorzitter van het Oranjecomit� dergelijke
gedachten kon hebben en reeds plannen had om tot de N.S.B. toe te
treden zonder te weten wat de reden der vlucht kon wezen, waarop hij
het antwoord schuldig bleef.
De volgende morgen, toen het offici�el bekend was dat H.M. was
overgestoken naar Engeland met de reden waarom, sprak ik hem weer op
de hoek bij K. Mol; hij was zeer kwaad en vertelde dat alles wat
Oranje was bij hem had afgedaan en hij alles had verscheurd wat met
Koningin en Koninklijk Huis te maken had en tevens dat hij zich zou
melden bij de N.S.B., waarop ik hem zei, dat hij dan vanaf heden kon
rekenen dat wij vijanden waren, daar ik trouw bleef aan Oranje en
mij zou inzetten voor de vrijheid van ons land en volk. Van der Kuur
waarschuwde mij met te zeggen, dat hij mij in al mijn gangen zou
nagaan en niet zou schromen mij te laten oppakken, indien ik zou
saboteren tegen de Duitsers, daar de N.S.B. onder hun bescherming
stond. Hij zei tevens; "Wie het laatst lacht, lacht het
best".
Terwijl ik hem hetzelfde heb toegewenst ben ik vertrokken en heb mij
op alle mogelijke manieren verzet tegen de bezetter, tot ik in de
Nederlandse Unie een beweging zag, waar wij gezamenlijk verzet
konden plegen, vooral tegen de N.S.B. en heb ik mij aangesloten als
lid. Daar ik al spoedig in het bestuur der afd. Hoogkarspel kwam,
hadden wij veel bijeenkomsten en kwamen wij regelmatig in contact
mot wijlen Dr. Wytema, wijlen Akkerman, Langedijk, P. Dudink en
anderen. Zodra de Unie door de Duitsers verboden werd riep Dr.
Wytema de verschillende bestuurders bijeen om een verzetsgroep op te
bouwen. Na 14 dagen bedenktijd werd de groep opgericht, waarvan
bovengenoemde personen en ik zelf de kern vormden. Deze vergadering
werd bij Dr. van der Koogh in Bovenkarspel gehouden en van de
oorspronkelijke � 16 man tellende groep waren er 5 opgekomen,
daar.de anderen het gevaar te groot achtten om openlijk verzet te
bieden. Hier kreeg elk zijn opdracht om plaatselijk een kern te
vormen. Ik slaagde er in hier de medewerking te verkrijgen van J.
Besseling, J. Kraakman en S. Kok.
Nu kon met de werkzaamheden worden begonnen. Eerstens de
verspreiding van de illegale bladen, verder onderduikers te plaatsen
en voor eten te zorgen. O.a. kregen wij opdracht, wanneer er van
Engelse zijde iets gebeurde of ondernomen werd, de namen van de
N.S.B.'ers te noteren en ook de eventu�le zwarte handelaren aan te
tekenen; verder een korps samen te stellen van � 30 mannen om
straten en wegen af te zetten en, daar burgemeester Middelhoff in
gijzeling was gezet, een tijdelijk bestuur der gemeente Hoogkarspel
samen te stellen, hetgeen na vele huisbezoeken is geschied. Later is
daar wijziging in gebracht toen ik moest onderduiken.
Wij kregen hier, door een koerierster gebracht, alle illegale bladen
als Je Maintiendrai, Parool, Trouw e.a. voor de gehele Streek,
Venhuizen, Andijk, Wervershoof, Westwoud en Zwaagdijk om ze op de
verschillende posten in bovengenoemde plaatsen te bezorgen en in
Hoogkarspel te verspreiden. Vervolgens hadden we gelden in te
zamelen voor aankoop van levensmiddelen, vooral tarwe, om te
verdelen onder de mensen, bij wie we onderduikers wisten te
plaatsen. Ook het vervalsen van persoonsbewijzen was door ons ter
hand genomen, waarin Barend Mes een specialist was.
Al spoedig nadat de werkzaamheden enigszins ruchtbaar werden, werd
ik bespionneerd op last van v.d. Kuur, in de zang zowel als onder de
ramen thuis werd steeds naar een of andere uitlating geluisterd,
maar steeds kon hij niets te weten komen, totdat hij zelf regelmatig
trachtte iets uit te lokken. Ofschoon ook dat niet lukte, werden
Gorter en ik, als voorzitter en secretaris der zangvereniging,
gelast om bij Van der Kuur op het matje te komen. Een en ander is
goed afgelopen, daar mij bleek dat hij niets wist, alleen maar wat
vermoedde.
Het plaatsen van onderduikers was voor ons een zwaar probleem, daar
de bevolking hier over het algemeen bang was; toch gelukte het ons
er enigen onder te brengen. Om de jongens en mannen, die aangewezen
werden om in Duitsland te werk te worden gesteld, thuis te houden,
was eveneens lang niet eenvoudig. Na eerst de geestelijkheid van
beide gezindten te hebben gevraagd de jeugd te bewerken hebben we
later zelf huisbezoek gedaan en vele avonden opgeofferd om ze er toe
te brengen niet te gaan. Het resultaat was eerst matig, maar werd
geleidelijk beter.
Ook de invordering der radiotoestellen heeft ons heel wat werk
bezorgd, maar het resultaat was toch, dat het heel stroef ging, zo
zelfs, dat Van der Kuur naar Amsterdam telefoneerde of hij
gijzelaars mocht stellen. Vele apparaten zijn dan ook niet
ingeleverd. Later hebben we overwogen om alle gevorderde toestellen
uit de o.I.-school te halen, maar we besloten toch maar ons niet in
gevaar te brengen voor hen, die geen durf hadden om hun toestel
thuis te houden.
Intussen was B. Mes door Van der Kuur gearresteerd, evenals zijn
broer, die was ondergedoken bij Kraakman en onder het gemeentehuis
ingesloten. De ontzetting van B. Mes heeft ons heel wat hoofdbrekens
bezorgd. Kraakman en ik hebben veel moeite moeten doen om de nodige
personen bij elkaar te krijgen, maar de bevrijding is gelukt en Dr.
Wytema zorgde voor het wegbrengen van de arrestant. Elders is dit,
door Stein al vermeld. Later ging een dergelijk karwei
gemakkelijker; dan werd er maar een K.P. opgebeld en de rest ging
vanzelf. Nadat B. Mes was ondergedoken is door mij de vervalsing der
persoonsbewijzen ter hand genomen, wat veel tijd vergde. Ook dat
ging later beter, toen ik de beschikking kreeg over chemische
middelen en P. Spanjaart met de schrijfmachine de nieuwe gegevens
invulde. Het invullen van blanco formulieren voor het verkrijgen van
nieuwe stamkaarten werd ook door mij verzorgd; ongeveer 70 stuks
zijn op die manier in onze handen gekomen en konden wij zonder
overvallen over voldoende bonkaarten beschikken. Mej. A. Smit was
daarbij een buitengewone hulp, daar zij op het distributiekantoor in
Venhuizen zitting had en de bonnen van het inlegvel voor ons
inwisselde, zodat de verzorging van onderduikers op rolletjes ging.
Inmiddels kreeg ik nog een huiszoeking door Van der Kuur om eens te
zien of er niet iets te vinden was. Kes had tevoren tegen Van 't
Hoff gezegd mij te waarschuwen, maar hij deed het te laat, zodat ik
wel angst had, dat er iets gevonden zou worden, daar ik 5
radiotoestellen in het warenhuis had verborgen en juist 's morgens
enige pakken illegale bladen (� 1500 stuks) had ontvangen. Stein en
Kes waren ook mee en hebben hun best gedaan om Van der Kuur op een
dwaalspoor te brengen daar zij wisten wat hier verborgen was. Er
werd niets ontdekt, ondanks het feit, dat Van der Kuur over 2
toestellen was heengestapt en op de mand, waarin de illegale bladen
waren verstopt, heeft gezeten. In huis heeft hij alle papieren aan
een onderzoek onderworpen, maar kon niets vinden dan alleen een
brief, welke door mijn zoon Wabe als onderduiker was geschreven om
eventueel een vals spoor aan te wijzen en welke door ons speciaal op
de schoorsteenmantel was neergezet. Deze brief nam hij mee met de
mededeling, dat hij nu mijn zoon spoedig zou vinden en de straf niet
uit zou blijven. Later kreeg hij er erg in dat hij er in was
gevlogen.
Een grote slag was het voor ons, toen Dr. Wytema door
moordenaarshand werd neergeschoten, alhoewel wij direct besloten om
onvervaard door te gaan in het spoor dat door hem was aangewezen en
zo nodig hem te wreken. Zo ging het nog enkele maanden door, maar de
razzia's en arrestaties van illegale werkers namen toe, totdat ook
ik aan de beurt kwam om ingerekend te worden. Voor het zover was heb
ik nog verscheidene weken bij anderen geslapen. Totdat ze mijn
duiker kwamen halen, die ook verraden was, maar nog juist tussen de
mazen van het net kon doorglippen. Daarna zouden ze om mij of mijn
vrouw komen en was het beter om met mijn gezin onder te duiken.
Ik heb het werk overgedragen aan Besseling, Kraakman en Kok, die
later het gehele verzetswerk hebben ingeschakeld bij de L.O.
Mijn taak als illegaal werker was toen ten einde, althans in
Hoogkarspel.
Bovenstaande tekst is overgenomen uit het
"Gedenkboek" 1940-1945, uitgegeven in 1947.
|