De
dief
van
het
bevolkingsregi ster
aan
het
woord
S.P. KUIN
De eventu�le lezer van dit opstel zal misschien een interessant
inbrekersverhaal, opgesmukt met een spannende achtervolging,
verwachten. Niets is echter minder waar. Wanneer wij de
bovenvermelde gebeurtenis nu 2 jaren daarna met onze Hollandse
nuchterheid gaan bezien, dan vinden wij er niet veel interessants
meer in. Toch was het in die dagen zeker nog wel een hachelijke
onderneming en tevens een demonstratie van het goed georganiseerde
verzet tegen de bezetter.
Het was in de koude Decembermaand 1944. Koud ja, want Nederland was
van alle brandstof verstoken, terwijl bij deze kou nog gevoegd werd
de honger, die duizenden mensen de straat opjoeg om een klein
gedeelte van de nog resterende voorraden te bemachtigen. Reeds
werden door de Duitsers, vooral in de grote steden, maar ook
daarbuiten overal drijfjachten op mensen gehouden, die bestemd waren
om het overblijfsel van hun oorlogsmachine gaande te houden. En of
dit alles nog niet erg genoeg was, kwam plotseling het bevel tot de
algehele arbeidsinzet van alle Nederlandse mannen van 18-40 jaar,
zonder uitzondering en zonder pardon.
Deze aankondiging was een slag voor Nederland, die de toch reeds zo
grote ongerustheid ten top dreef. Misschien werd gedacht hiermede de
harde koppen der Hollanders murw te krijgen, maar dan hebben zij
zich vergist. Immers, zoals dit reeds dikwijls gebleken was, toonde
ook nu de illegaliteit over goed organisatievermogen te beschikken.
Uit ervaringen was gebleken dat de Duitsers voor de uitvoering van
hun maatregelen betreffende de Arbeitseinsatz een hulpmiddel vonden
in de gemeentelijke bevolkingsregisters. Dit was voor hen een
onmisbare bron voor vergelijking van gegevens, het opsporen van
adressen en eventueel het uitschrijven van oproepingen; dan immers
ging alles planm�szig.
Dit planm�szig ging echter anders dan de heren hadden verwacht. In
een nacht verdwenen alle bevolkingsregisters, de registers van de
burgerlijke stand en het materiaal voor de uitgifte van
persoonsbewijzen van de gemeentehuizen. Iedere basis voor
massa-deportatie was hiermede weggevallen. Wel was op 30 December
1944 de bewaking van alle gemeentehuizen voorgeschreven, doch voor
aan dit bevel uitvoering kon worden gegeven was de illegaliteit hen
voor.
Op de laatste Zondag van het zo sombere jaar, op 31 December 1944,
kwamen de heren Dudink en Kok met het verzoek om medewerking te
verlenen bij de uitvoering van deze actie. 's Avonds half zeven
waren de heren, vergezeld van marechauss�e Stein, op het
gemeentehuis en werd de kluis geopend. 5 bakken met kaarten, de oude
bevolkingsregisters, de registers van geboorten, alsmede alle
persoonsbewijzenmateriaal werden in een jutezak geladen en naar het
kippenhok van D. Pereboom gebracht. Gevreesd werd nog dat deze zak
bij het transport zou scheuren, doch gelukkig liep alles goed af.
Een kwartier na de aanvang was de "bezigheid" be�indigd
en konden wij de resultaten afwachten. Zelf kreeg ik een adres waar
ik voor de verdere duur van de oorlog kon gaan onderduiken.
Maandag 2 Januari 1945 kwam van bijna alle plaatsen het bericht
binnen: "Het bevolkingsregister met verdere bescheiden is van
het gemeentehuis weggehaald".
Blijkbaar was de bezetter tegen een dergelijk massa-verzet niet
opgewassen, want het werd bij een noodzakelijk politie-onderzoek met
gebruikelijk proces-verbaal (meestal opgemaakt door een
politie-autoriteit die zelf bij de affaire betrokken was) gelaten.
Wij mogen echter wel zo vrij zijn aan te nemen, dat dit niet het
gebrek aan Duitse belangstelling demonstreerde, doch veeleer hun
machteloosheid.
De uitvoering der maatregel van algehele arbeidsinzet is practisch
achterwege gebleven en dit is zeker voor een overgroot deel aan deze
illegale onderneming te danken.
Bovenstaande tekst is overgenomen uit het
"Gedenkboek" 1940-1945, uitgegeven in 1947.
|