Het bestuur der gemeente onder de nieuwe orde
Na de opwindende Mei-dagen van 1940, met o.a. de huisvesting van
een zeer groot aantal geevacueerden uit Soest, waarover elders in
dit verslag uitvoerig gesproken wordt, deed zo geleidelijk aan de
"nieuwe orde" haar intrede in het bestuur en de
administratie van de gemeente. Aanvankelijk bepaalde zich dit tot
besluiten en circulaires waaruit de nieuwe geest duidelijk sprak,
maar de maatregelen waren nog van weinig ingrijpende aard. Zelfs de
instelling van de "Winterhulp" tegen het einde van het
jaar 1940 werd toen nog niet ernstig ingezien, al ergerde ieder zich
aan de bemoeizucht, die men overal waarnam, aan het verachtelijk
terzijde stellen van onze eigen organen en instellingen en de
vervanging daarvan op geheel nieuwe, d.w.z. op Duitse, leest
geschoeide methoden. Ook de bekende afstammingsverklaring, door
iedere ambtenaar in overheidsdienst te ondertekenen, werd met
weerzin ontvangen, maar och, wie geen' jood was tekende toch maar,
zonder te kunnen vermoeden, welke tragische ontwikkelingsgang
hiermede een aanvang nam.
Ingrijpender, naar onze toenmalige opvattingen, was de verordening
van de Rijkscommissaris, waarbij de gemeenteraden op non-actief
werden gesteld en alle macht in handen werd gesteld van de
burgemeester. Deze verordening trad in werking op 1 September 1941.
Zij stelde in het vooruitzicht de benoeming van
"'raadslieden" (waartoe het nooit gekomen is) en de
wethouders hadden nog slechts een adviserende taak, geen beslissende
stem meer. Hiermede was dus ook in de gemeente het leiderschap
ingevoerd. Dit betekende wel een vereenvoudiging van de
administratie, doch dat was dan ook het enige voordeel. De
democratie was om hals gebracht. De laatste raadsvergadering vond
plaats op 26 Juni 1941, de laatste vergadering van het college van
burgemeester en wethouders op 25 Augustus 1941, waarna de
desbetreffende portefeuilles en presentielijsten voor onbepaalde
tijd konden worden opgeborgen.
ONDER HET BEWIND VAN VAN DER KUUR
De zegeningen van het nationaal-socialisme namen eerst recht een
aanvang in onze gemeente, toen op 13 Juli 1942 burgemeester
Middelhoff in gijzeling werd gesteld en twee dagen later de heer Van
der Kuur, hoofd der openbare lagere school en overtuigd lid van de
N.S.B., als waarnemend burgemeester alle macht in handen kreeg.
's Avonds voor zijn indiensttreding hadden we al vernomen dat hij
met een aanstelling uit Haarlem was thuisgekomen, en we waren dus op
zijn komst, de volgende morgen, voorbereid. Hij trad om 9 uur de
secretarie binnen, drukte ons welwillend de hand en ontbood ieder
afzonderlijk op zijn kamer om onze medewerking in te roepen bij het
hem opgedragen bestuur, daarbij de hoop uitsprekende op een
"prettige samenwerking". Ik gaf hem ten antwoord, dat de
samenwerking een gedwongene was en of die prettig zou zijn, zou van
hemzelf afhangen. Ze is mogelijk niet geworden zoals hij het zich
had voorgesteld, althans hij heeft mij er bij het afscheid, in 1943.
niet voor bedankt.
Hij opende het gesprek met er zijn leedwezen over te betuigen dat de
autoriteiten tot het nemen van gijzelaars hadden moeten overgaan,
ten gevolge waarvan ook hier een nieuwe situatie was ontstaan!
Behalve het ontbieden van zoveel mogelijk personen en het bezoeken
van de scholen was een van de eerste maatregelen, door hem
getroffen, dat hij aan het hoofd van de school verlof verleende met
behoud van salaris. Aldus kon hij uit twee betrekkingen tegelijk
inkomsten genieten, zulks met goedvinden van de kameraden aan het
departement van Opvoeding.
Al spoedig ordonneerde de nieuwe gezagsdrager, dat de leveranciers
der gemeente op de Winterhulplijsten moesten hebben getekend en
anders niet meer voor leveranties in aanmerking zouden komen. Op 21
Augustus 1942 werd burgemeester Middelhoff ontslagen; Van der Kuur,
die wij tot dusverre steeds met "mijnheer" hadden
aangesproken, gaf toen te kennen dat hij voortaan met
"burgemeester" wenste te worden betiteld. Voorts mocht de
telefoon vanaf dat ogenblik niet meer op het huis van Mevrouw
Middelhoff worden doorverbonden. Later heeft hij die telefoon laten
verwijderen om in zijn eigen huis een aansluiting te verkrijgen.
In September werd het Burgerlijk Armbestuur opgeheven en vervangen
door "Maatschappelijk Hulpbetoon"; enig lid de heer Van
der Kuur. In October een.voor alle personeel verplichte vergadering
Over de Volksdienst. Op 14 November 1942 gaf hij mij ontslag als
hoofd van de luchtbeschermingsdienst, waartoe hij, tot zijn grote
spijt en verwondering, opdracht had gekregen van de S.D. Natuurlijk
had hij tevoren zelf een voorstel hiertoe ingediend! Een opvolger
kon hij niet vinden en ik kon hem er ook niet aan helpen, zodat
hijzelf de functie maar, zou waarnemen.
Om ons wat meer kennis omtrent het nationaal-socialisme bij te
brengen, welke kennis niet groot scheen te zijn en de waardering nog
minder, arrangeerde burgemeester Van der Kuur een lezing, te houden
door de heer Jumelet, chef van het kabinet en rechterhand van de
commissaris der provincie. Tot bijwoning van deze lezing, die op 25
Januari 1943 in "Ons Huis" gegeven werd, werden
"uitgenodigd" niet alleen alle ambtenaren van Hoogkarspel,
maar ook die van de omliggende gemeenten, op straffe van ontslag als
iemand verhinderd zou zijn te komen. Heer Jumelet had het over
levensruimte en zou nog meerdere leerzame onderwerpen behandelen,
maar is nooit terug geweest.
Op 10 Maart 1943 ontving Van der Kuur bezoek van de commissaris der
provincie, de heer Backer, en de Beauftragte van de
Rijkscommissaris, alzo zijn Hollandse en Duitse superieuren.
Voorwaar hoog bezoek.Heel merkwaardig was dat hij rustig op zijn
kamer bleef zitten en de volontair (!) opdroeg om op het afgesproken
uur naar buiten te gaan en de heren naar zijn kamer te geleiden. Dat
had een "gewone" burgemeester eens moeten wagen! Maar ja,
zo'n nieuwbakken burgemeester kon ook niet alles weten en wilde
blijkbaar liever niet aan ons vragen hoe het behoorde.
Bij gelegenheid van de algemene staking op 30 April en op 1 Mei
1943, waaraan ook hier velen deelnamen, liet onze gezagsdrager zijn
gezag ter dege gelden. Op 1 Mei werd het politiestandrecht
afgekondigd, met als sluitingsuur 8 uur 's avonds. voor 8 uur al
stond Van der Kuur op de weg, voorzien van een ontbloot pistool,
uiteraard zich stellende onder bescherming van beroepspolitiemannen.
Eigenhandig joeg hij de schoolvrije jeugd van de hoek bij
"Bantam" naar huis en trok vanaf klokke 8 langs de weg om
de vredelievende burgers (die daar op stonden te wachten) in hun
woningen te drijven. Het vuurwapen was voor onmiddellijk gebruik
gereed. Hij werd wit van woede toen het hem duidelijk werd, dat de
meesten achter zijn rug terstond weer naar buiten kwamen en het een
niet onaardig spelletje vonden, vooral toen hij heen en weer begon
te fietsen! Zodra de heer Van der Kuur zich terugtrok en twee
marechaussees op gemoedelijke wijze de mensen op het verbod wezen
was de aardigheid er af en bleef men rustig binnen. De volgende
avonden is de voorstelling, tot veler teleurstelling, niet herhaald.
Een goed verloop van de inlevering der radiotoestellen was voor onze
plaatselijke dictator een zaak van het grootste gewicht. Er mocht
natuurlijk geen enkel toestel, hoe klein ook, achterblijven. Na
bedreiging met het nemen van een aantal gijzelaars brachten velen
hun kostbare apparaat weg. In totaal kwamen er 180, vermoedelijk
ongeveer de helft van de totale voorraad. Zonder Van der Kuur zouden
er heel wat minder ingeleverd zijn.
Een van zijn hevigste emoties beleefde hij wel ter gelegenheid van
de bevrijding van B. Mes, waarover elders uitvoeriger verhaald
wordt. Een week lang had hij nergens andere interesse voor.
Was Van der Kuur voor de inwoners een zeer lastig, onaangenaam en
zelfs gevaarlijk mens, de ambtenaren en mij heeft hij, het zij
eerlijk erkend, over het algemeen correct bejegend. Dit zal wel mede
een gevolg geweest zijn van de omstandigheid dat hij ons voor de.
uitoefening van zijn ambt enigszins te vriend moest houden. Dat hij
niettemin op alle mogelijke manieren werd tegengewerkt is hem wel
niet ontgaan, maar we zorgden er voor dat hij geen vat op ons kon
krijgen. Zelden sprak hij over de oorlog of over de nieuwe orde.
Veel antwoord kreeg hij dan niet en dit was dus niet aanmoedigend.
Op de meest onverwachte ogenblikken kwam hij de secretarie
binnenstappen, waar we o.a. lange tijd een radiotoestel hadden staan
en waar met persoonsbewijzen e.d. wel eens dingen gebeurden die niet
door de beugel konden. Het bleef altijd oppassen.
Het afscheid van v.d. Kuur op 12 October 1943 wegens zijn benoeming
tot burgemeester van Beemster verliep zonder tranen, ja, zelfs
zonder woorden. Hij wenste ons "het beste", zonder meer.
Zijn vertrek was niet alleen voor ons maar voor de gehele gemeente
een grote opluchting.
HET BESTUUR VAN D. NAASTEPAD
De volgende dag installeerde zich wethouder Naastepad in de
burgemeesterskamer. Deze man hing ook de N.S.B. aan en bracht,
wanneer het te pas kwam, de Hitlergroet, maar was heel anders van
karakter dan zijn voorganger. In de periode v.d. Kuur was de order
gekomen dat het secretariepersoneel 48 uur per week moest werken, en
er was toen geen sprake van dat daarvan mocht worden afgeweken.
Langer werken dan normaal en dan nodig was bij de toon reeds
verminderde omvang der werkzaamheden, vond Naastepad niet nodig.
Andere secretarie�n deden het ook niet. Hij gaf over het algemeen
wel gevolg aan de opdrachten van Duitse zijde, maar leverde
tegelijkertijd critiek en zocht altijd naar de minst aanvarende
oplossing. Hij was toegankelijk voor raad van onze kant; Van der
Kuur absoluut niet. Hij praatte graag over de toestand en liet wel
blijken er in zijn hart precies zo over te denken als wij. Dat dit
slechts schijn was, geloof ik niet. Onder zijn bestuur waren we dus
heel wat vrijer in ons doen en laten. Naastepad zat rustig de hele
dag in zijn kamertje, liet ons ongemoeid en de karweitjes, waar wij
bezwaar tegen hadden, knapte hij zelf op.
Geheel onverwachts echter liep de boel in het honderd maar dat was
niet de schuld van Naastepad. Op 25 Juli 1944 kwam 's middags een
tweetal landwachters aan het loket om de burgemeester te spreken. De
ambtenaar Bakker, wiens geweten niet zuiver was, rook lont en ging
de straat op. Spanjaart, 1e ambtenaar, werd ter verantwoording
geroepen, wat geen moeite kostte aangezien de zaak in kwestie
vakkundig behandeld was, maar beging de onvoorzichtigheid zich met
Bakker in verbinding te stellen. Dit ontdekten de landwachters, die
daarop Spanjaart in verhoor namen en arresteerden. Bakker keerde
vanzelfsprekend niet terug en dook onder. Spanjaart werd de volgende
morgen uit de cel bevrijd en verdween eveneens, met z'n gehele
gezin. Toen Naastepad 's morgens zelf de ontsnapping van Spanjaart
constateerde en mij dit, zeer ontdaan, kwam vertellen, moest ik mij
uiteraard zeer verbaasd tonen, ofschoon ik met de toedracht al op de
hoogte was. Maar een beetje toneelspel hadden we in de loop der
tijden al wel geleerd!
Zo bleef ik dan alleen op de secretarie achter. De volontair was
juist kort tevoren vertrokken. Na enkele weken kreeg ik wat hulp uit
Grootebroek voor de meest dringende werkzaamheden en op 28 Augustus
trad de heer S.P. Kuin in dienst als tijdelijk ambtenaar. Door een
toevallige omstandigheid was deze vrij.
Aangezien het gewone werk steeds minder werd, brieven kwamen er
haast niet meer, konden we samen de zaak wel aan, totdat het koud
begon te worden. Gas was er niet en andere brandstof om een kachel
te stoken evenmin. De spoorwegstaking was inmiddels begonnen, alles
lag in wanorde, ook op de departementen; de stedelingen werkten
vrijwel niet meer, maar trokken erop uit om eten te halen en
zodoende was ook hier alle ambitie voor het werk weg. Enkele zaken,
bevolking (in verband met de distributie), burgerlijke stand en de
zorg voor geevacueerden en vluchtelingen moesten doorgaan, evenals
het helpen van het publiek aan bewijsjes en persoonsbewijzen enz.,
maar de rest bleef rustig achterwege.
Toen het om de koude onhoudbaar werd hebben we een klein kacheltje
geplaatst in het burgemeesterskamertje, wat brandstof geleend van de
centrale keuken en daar Kuin geinstalleerd. Zelf werkte ik voor
zoveel mogelijk en nodig thuis. Naastepad begon te sukkelen en bleef
ook meestal thuis.
Inmiddels beleefden we nog de machtsovername door C. Reus.
In de nacht, volgende op "Dolle Dinsdag", hadden n.l.
enkele "onverlaten" de N.S.B.-ers zeer aan het schrikken
gemaakt door het aanbrengen van pijlen en kruisjes voor hun
woningen. De volgende dag kwam Reus op de secretarie met de
mededeling, dat hij "de macht had overgenomen van
Naastepad". Inderdaad toonde hij een door Naastepad ondertekende
verklaring, waarin deze Reus machtigde namens hem de openbare orde
te handhaven. Ik wees hem er op, dat deze verklaring zonder enige
waarde was, doch dat zou hij wel met de Duitse instanties regelen.
Hij deed dus van zijn "machtsovername" den volke kond door
publicatie aan het bord en riep vervolgens de Duitse weermacht en de
landwacht te hulp, voornamelijk om op deze wijze met zijn lotgenoten
bescherming te vinden. Op de secretarie hebben we deze waarnemend waarnemend-burgemeester
niet meer gezien.
Op 2 Januari 1945 op de secretarie komende ontdekte ik, dat het
gehele bevolkingsregister verdwenen was met een aantal
geboorteregisters en andere bescheiden. De heer Kuin verscheen niet.
Een grote verrassing was dit niet voor me, maar een grote last wel,
want alleen Kuin had door oefening de kunst leren verstaan om de
kachel in de burgemeesterskamer brandende te houden hetgeen mij niet
wilde gelukken. De heer Stroomer was zo vriendelijk om 's morgens
het kacheltje aan te maken, doch het natte hout maakte het
onmogelijk een dragelijke temperatuur te verkrijgen.
Deze nieuwe verwikkelingen hadden tot gevolg dat het gemeentehuis
des ochtends nog slechts .van 9-10 uur opengesteld was, tenzij de
dames van de distributiedienst er zitting hielden, wat elke Woensdag
het geval was. Zij hebben verscheidene keren de koude getrotseerd.
OVERVAL OP HET GEMEENTEHUIS
Op 10 Januari 1945, kort na 9 uur, traden twee heren de
nood-secretarie binnen, zwaaiden met revolvers en eisten afgifte van
het gemeentestempel, waartegen geen bezwaar bestond. Behalve de heer
Stroomer en de gemeente-architect bevonden zich ook de
distributiedames in het kamertje; zij hadden juist de kist met
bonnen voor zich op tafel geplaatst en deze trok de aandacht van de
overvallers. De bonnen moesten dus ook mee. Een toevallig
binnenkomend persoon kreeg de revolver onder de neus en opdracht om
het einde van de voorstelling bij ons af te wachten. De heren keken
nog wat rond, namen een serie stempels, een schrijfmachine en mijn
actetas met papieren in beslag, maakten de telefoons onklaar en
vertrokken onder vreselijke bedreigingen voor het geval wij te
spoedig alarm zouden maken.
Na. enkele dagen kreeg ik een zak met de geroofde bescheiden terug,
waaronder ook de stempels, die voor de "ondergrondse" geen
waarde hadden. De tas was er niet bij, ook de schrijfmachine niet.
Merkwaardig is, dat noch de ontvreemding van het bevolkingsregister,
noch de overval op het raadhuis aan enige Duitse instantie
aanleiding heeft gegeven tot het instellen van een onderzoek.
Mogelijk zijn ze het nooit te weten gekomen; ik heb wel
gerapporteerd aan Naastepad en de plaatselijke politie, zoals het
behoorde, doch verder natuurlijk niet.
RIJWIELVORDERING
In Februari werd weer een opdracht ontvangen tot het leveren van een
bepaald aantal rijwielen. De heer Naastepad, die sinds ongeveer
Kerstmis opnieuw het bed moest houden en kennelijk achteruit ging,
gaf zich niet veel moeite om het voorgeschreven aantal te
verkrijgen. Zijn lastgeving om alle fietsen in te leveren had dan
ook slechts tot gevolg, dat er enkele oude karretjes werden
aangeboden. Nadat de termijn verstreken was, verscheen een Hollands
sprekend lid van de Feldgendarmerie, die dreigde met een vordering
door zijn dienst, waarvan hij afschrikwekkende verhalen deed. Zijn
pogingen hadden geen succes; de wnd. burgemeester geloofde het
langzamerhand wel. Inderdaad volgde toen een vordering lange de
huizen, waarbij natuurlijk een aantal fietsen buitgemaakt werd, maar
die toch nogal meeviel.
WETHOUDER K. PEREBOOM NEEMT WAAR
De heer Naastepad wenste tegen 1 Maart te bedanken als wethouder en
wnd. burgemeester. Wethouder Pereboom zou hem dan automatisch
opvolgen, en als nieuwe wethouder beval hij de commissaris aan te
benoemen de heer Jb. Brander. De desbetreffende stukken, per post
verzonden, waren wekenlang onderweg en we hoorden er dan ook niets
van. Toen het eenmaal 1 Maart was deden we maar net alsof de zaak in
orde was.
Op 25 Maart overleed de heer Naastepad.
's Daags voor zijn begrafenis werd ik opgebeld door het kabinet van
de commissaris der provincie, waar men uitermate boos was over het
feit, dat ik van het overlijden van de vorige burgemeester geen
kennis had gegeven. Men had het toevallig moeten horen van Van der
Kuur. De slechte telefoonverbinding, was mij een goede
verontschuldiging. De commissaris kon n.l. over de Duitse lijn
spreken, die onmiddellijk aansluiting gaf; wij mochten dat niet.
Nadat ik in Februari enige tijd hulp had gehad van de heer Dekker,
onderwijzer, speciaal voor de werkzaamheden, verbonden aan
evacuatievergoedingen, kwam half Maart Mej. E. Wijdenes als
tijdelijk a.t.s. in functie voor hetzelfde doel. Deze werkzaamheden
moesten doorgang vinden. Overigens was er niet veel meer; de post
bracht vrijwel niets. Af en toe kwamen er nog telefonische
berichten, die volgens een bepaald systeem over de provincie
doorgegeven werden en meestal afkomstig waren uit Haarlem.
Blijkens ontvangen bevel, mochten we geen vaste brandstof meer
gebruiken, maar het voorjaar brak aan en zelfs met nat hout konden
we toen de koude wel buiten de deur houden. Op 11 April plaatsten we
het kleine kacheltje op de secretarie met de bedoeling deze weer in
gebruik te nemen en in de eerstvolgende weken wat droog te stoken.
DE LAATSTE DICTATOR: G. DE GEUS
De legerberichten, die doorkwamen ondanks het uitvallen van de
electrische stroom, deden de hoop op een spoedig einde van alle
ellende opleven, toen op 13 April nog onverwachts een nieuwe waarnemend-burgemeester
het raadhuis kwam binnenvallen: de heer G. de Geus uit Blokker. Een
zakenman, die lange jaren in Duitsland. had gewoond. Hij was uiterst
correct en deed sympathiek, waaraan de tijdsomstandigheden wel
zullen hebben meegewerkt. Al dadelijk gaf hij te kennen, dat naar
zijn opvatting de duur van zijn bewind twee � drie weken zou zijn!
Hij interesseerde zich zeer voor de voedselvoorziening, bedacht
allerlei plannen met betrekking tot brood en melk en wist door
relaties met Ortskommandanten enz. soms meer te bereiken dan een
ander. Hij heeft, voor zover mij bekend, niemand enige overlast
bezorgd.
Op 15 April en volgende dagen trokken hier vele Duitse soldaten
langs, die het IJselmeer waren overgestoken op hun vlucht uit
Friesland. Zij vorderden wagens en rijwielen om zich verder te
verplaatsen en bezorgden menigeen nog grote schrik.
Op 4 Mei 's avonds kwam, zoals bekend, het bericht door van de
capitulatie der Duitse troepen. De volgende morgen verscheen de heer
De Geus zoals gewoon op het raadhuis; het nieuws had hem natuurlijk
ook bereikt, maar hij had in de nacht reeds order ontvangen om te
zorgen voor een strikte handhaving van de orde. Voorts belde hij in
de voormiddag de Ortskommandanten op en verschillende collega's en
trok uit hetgeen hij vernam de conclusie, dat er niet meer dan een
"Waffenruhe" bestond. Daarmede trachtten de heren
blijkbaar elkaar nog te troosten.
In de loop van de 5e Mei kwamen de Duitse bevelhebbers tot de
overtuiging dat er inderdaad gecapituleerd was en lieten zij toe dat
de vlaggen werden uitgestoken. Daarmede namen de uitingen van
vreugdebetoon ook in deze gemeente een aanvang; optochten werden geimproviseerd
en aubades gebracht voor de woningen van N.S.B.-ers.
Maandagmorgen 7 Mei installeerde zich de N.B.S. op het raadhuis,
terwijl inmiddels het plan was klaar gemaakt om burgemeester
Middelhoff enigszins feestelijk met een optocht van schoolkinderen
in te halen aan de grens van Westwoud. Tot ons aller verwondering
verscheen de heer De Geus om 9 uur als gewoon ten raadhuize!
Desgevraagd gaf hij te kennen dat hij persoonlijk het bestuur der
gemeente wenste over te dragen aan zijn opvolger. Op zeer correcte
wijze heeft hij dat ook inderdaad gedaan. Terwijl burgemeester
Middelhoff het gemeentehuis betrad, had zich op het voorplein een
grote schare belangstellenden verzameld, die bij het vertrek van De
Geus een. nauwe doorgang openden en het Wilhelmus zongen. Hij
schreed langzaam en waardig door de mensenmenigte heen en vertrok op
de fiets. Zijn bewind duurde slechts 24 dagen.
TERUG NAAR HET NORMALE LEVEN
Op 9 Mei keerde het bevolkingsregister terug. Het was ondergedoken
geweest in een kippenhok van de heer D. Pereboom en door vocht vrij
ernstig beschadigd. De volgende dag 'werd de gestolen schrijfmachine
terugbezorgd. Op 14 Mei kwam Spanjaart weer in functie, op 15 Mei de
heer Kuin. Het laatst kwam de 2e ambtenaar, de heer Bakker terug,
die in Groningen vertoefde en door de toenmalige
verkeersmoeilijkheden en -beperkingen eerst op 4 Juni zijn werk kon
hervatten.
Toen begon de secretarie haar oude aanzien weer te verkrijgen en
konden we beginnen met het inhalen van de zeer grote achterstand in
de werkzaamheden, die noodwendig in het laatste jaar was. ontstaan.
Bovenstaande tekst is overgenomen uit het
"Gedenkboek" 1940-1945, uitgegeven in 1947.
|