De West-Friese Omringdijk |
|
Enkele momentopnamen uit de historie van de Westfriese Omringdijk.
1250-1400 |
1404-1570 |
1571-1735 |
1741-1804 |
1810-1860 |
1861-1953
1810
De instelling van de ringcommissievoor Noord-Holland boven het IJ
heeft een sterk centraliserend karakter.
1813
De Franse tijd loopt ten einde, Koning Willem doet zijn intrede en
laat de zaken op waterstaatkundig gebied voorlopig bij het oude.
1821
Invoering van nieuwe maten, waardoor de eeuwenoude nummering op de
dijk wordt veranderd.
Een grote schoonmaak in de huishouding der ambachten. De boeten
voor de dijkgraven vervallen, ook andere emolumenten waardoor
corruptiemogelijkheid wordt verminderd.
1824
Er wordt ontdekt dat de schulden van 1732 en van 1775-1776 nog
niet zijn afgelost.
1825
Watersnood in Noord-Holland, maar niet in West-Friesland.
Weer blijkt de betrekkelijke waarde van de wierdijken. Wier heeft
sindsdien als materiaal afgedaan.
1827
Gedeputeerde Staten vragen indiening van de jaarlijkse begroting
en rekening.
1833
Het kadaster beschikt nu over nauwkeurige gegevens betreffend het
aantal ha land en een juiste aanslag voor de dijkonderhoudskosten
is nu mogelijk. Vele slachtoffers.
1835
Scheiding van gemeentelijke- en waterschapsbelangen.
1839
Jhr. mr. P. van Akerlaken is vijfentwintig jaar waarschap en
memoreert dat er in zijn tijd 12 km steenglooiing zeedijk is
bijgekomen.
1841
Weer nieuwe regelingen van bestuurlijke en financi�le aard.
Principieel is nu erkend dat de Westfriese dijken ook een
provinciaal- en rijksbelang zijn.
1847
Weer wordt een stuk zeedijk slaperdijk: de Waard- en Groetpolder
ingedijkt.
circa 1850
Verval van de zeekeringen in Hoorn, Enkhuizen en Medemblik.
Geleidelijk aan worden deze door de betrokken ambachten
overgenomen.
1860
Het eerste stoorngemaal in Drechterland, bij Hoorn, wordt gebouwd.
1250-1400 |
1404-1570 |
1571-1735 |
1741-1804 |
1810-1860 |
1861-1953
Bron:
J.J. Schilstra - In de ban van de dijk; de Westfriese
Omringdijk. (1974).
Pagina 126 - 131
|